Spelling


BELANGRIJKE SPELLINGSREGELS

 

NG en NK zitten op een bank te kussen en niemand kan daar tussen!

Twijfel je? Maak het woord langer!

Dus NOOIT NGK!

D of T? Ik maak het woord langer!

Ei-gedichten:

EI - woordenlijst:

Het EI-verhaal: 

AU-woordenlijst: 

Het AU-verhaal: 

G(t) of CH(t)? Na a, e, i, o, u schrijf ik CHT.

Het lied en het verhaal helpen om de CH-woorden te onthouden: 

Het kachelverhaal: 

OPGELET! 

Ik schrijf NOOIT CH op het einde van een woord, altijd G!

BEHALVE BIJ deze 3 woorden (die onthoud ik):

- lach (lachen)

- toch

- zich

Hoofdletters?

OPGELET! 

Leestekens?

Verenkelen en verdubbelen!

SAMEN+STELLINGEN: Ik splits en verleng de woorden!

HOORWEG: Ik schrijf wat ik hoor!

1. Ik LUISTER goed naar het woord.

2. Ik ZEG het woord LUIDOP.

        -  Ik VERDEEL het woord in STUKJES.

        - Ik ONTHOUD elk deel goed.

3. Ik SCHRIJF het woord op.

4. Ik KIJK NA of ik het woord goed geschreven heb. 

WERKWOORDEN

= een woord dat vertelt wat iemand doet. 

ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN

= een naam van een dier, persoon, plant of ding.

BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN

= een woord dat zegt hoe iets of iemand is. Zegt iets meer over een zelfstandig naamwoord.

LIDWOORDEN

= de, het of een, voor een naamwoord.

VERWIJSWOORDEN

= vervangt 1 of meerdere woorden , verwijst naar een ander woord.

VERKLEINWOORD

= naamwoord dat je kan verkleinen.

AFLEIDINGEN

Het alfabet: klinkers, medeklinkers,...

Onderwerp en persoonsvorm

enkelvoud en meervoud

gezegde

Synoniem en homoniem en tegenstellingen